Veerwild en andere vogels
HoenderachtigenDuiven
Kraaiachtigen
Stootvogels
Uilen
Hoenderachtigen
|
Fazant Phasianus colchicus (E)Pheasant, (D)Fasan Uiterlijk: Lengte: 58-82 cm Spanwijdte 70-90 cm Gewicht: 900-1250 g |
Biotoop: | Rivierdalen, landbouwgebieden met veel bosjes en bomen, rietgordels
langs waters en meren, aan akkers grenzende vochtige bossen. |
Leefwijze: | De fazant is alleen overdag actief. Roesten doen fazanten in groepen,
het liefst in bomen of struiken en als die er niet zijn, op een
beschutte plek op de grond. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 per jaar Aantal eieren: 8 tot 12 eieren Broedduur: 24 dagen |
Voedsel: | Het voedsel van fazanten bestaat uit allerlei planten, zaden, bessen, wormen, slakken en insecten. |
Voorkomen in Nederland: |
Fazanten komen in heel Nederland voor als standvogel. De fazant is in ons land een veel voorkomende broedvogel. |
Jacht en schadebestrijding: |
De fazantenhaan mag van 15 oktober tot en met 31 januari bejaagd worden en de fazantenhen van 15 oktober tot en met 31 december. |
|
Patrijs Perdix perdix (E)Grey partridge, (D)Rebhuhn Uiterlijk: Lengte: 30 cm Spanwijdte 45-48 cm Gewicht: 300-400 g |
Biotoop: | De patrijs leeft in open kruidrijke landschappen, zoals bouwland, steppen, heiden, veenland en duinen. |
Leefwijze: | Patrijzen zijn overdag en in de schemering actief. Ze slapen dicht tegen
elkaar aangedrukt op veilige plaatsen op de grond. Patrijzen zijn monogaam
en blijven levenslang bij elkaar. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 per jaar Aantal eieren: 8 tot 20 eieren Broedduur: 24-26 dagen |
Voedsel: | De eerste drie weken eten de patrijzenkuikens alleen maar dierlijk
voedsel, daarna gaan ze geleidelijk over op plantaardig voedsel zoals
zachte, groene plantendelen. Verder bestaat hun menu uit zaden, bessen,
wormen, slakken en allerlei insecten. |
Voorkomen in Nederland: |
Tot de jaren 70 kwam de patrijs vrijwel in geheel Nederland voor, daarna zijn de aantallen sterk afgenomen. |
Jacht en schadebestrijding: |
Jacht gesloten, omdat de patrijs op de rode lijst geplaatst is. |
|
Houtsnip Scolopax rusticola (E)Woodcock, (D)Sneppe Uiterlijk: Lengte: 33-38 cm, inclusief de 6 tot 8 cm. lange snavel Spanwijdte ca 50 cm Gewicht: 250 g |
Biotoop: | Bos met lagere struiken |
Leefwijze: | De houtsnip is bijzonder goed gecamoufleerd. Zittend op de bosbodem is
de vogel nauwelijks te onderscheiden van gevallen blad en boombast. Deze
camouflage helpt echter niet wanneer de vogel vliegt; het is slechts
dan dat de vogels enigszins zichtbaar zijn. Daar heeft de houtsnip
echter ook iets op gevonden; ze worden pas een beetje actief wanneer de
schemering inzet. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 2 per jaar Aantal eieren: 3 tot 5 eieren Broedduur: 21-24 dagen |
Voedsel: | Het voedsel van de houtsnip bestaat uit wormen, insecten, rupsen en sprinkhanen. |
Voorkomen in Nederland: |
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker in vrij groot aantal; wintervogel in klein aantal |
Jacht en schadebestrijding: |
Duiven
|
Houtduif Columba palumbus (E)Common wood pigeon, (D)Ringeltaube Uiterlijk: Lengte: 40 cm Spanwijdte ca 80 cm Gewicht: 400-600 g |
Biotoop: | Houtduiven leven in agrarische gebieden, gemengde bossen, stadsparken en in grote tuinen in vrijwel geheel Europa. |
Leefwijze: | Houtduiven zijn overdag actief. Ze vormen koppeltjes die een jaar
blijven bestaan. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 2 per jaar Aantal eieren: 2 eieren Broedduur: 17 dagen |
Voedsel: | Houtduiven eten zaden, graan, scheuten, bladeren, eikels en allerlei bessen. |
Voorkomen in Nederland: |
Het gehele jaar door komen houtduiven in Nederland voor. |
Jacht en schadebestrijding: |
Houtduiven worden bejaagd van 15 oktober tot en met 31 januari. Buiten
het jachtseizoen vindt schadebestrijding met het geweer plaats op basis
van een landelijke vrijstelling. De meeste houtduiven worden geschoten
in het zuiden van Nederland. |
|
Holenduif Columba oenas (E)Stock dove, (D)Taube Uiterlijk: Lengte: 28-33 cm Spanwijdte 60-66 cm Gewicht: 250-300 g |
Biotoop: | De holenduif heeft een voorkeur voor kleinschalig agrarisch gebied met
akkers en bosjes. |
Leefwijze: | Het nest wordt gemaakt in een holte, maar daartoe kunnen allerlei
plekken dienstdoen. Konijnenholen, nestkasten, boomholten en holten in
gebouwen. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 2-4 per jaar Aantal eieren: 2 eieren Broedduur: 16-18 dagen |
Voedsel: | Het voedsel van de holenduif bestaat uit wilde plantenzaden, landbouwgranen, bessen, eikels en dergelijke. |
Voorkomen in Nederland: |
Holenduiven zijn standvogels en zwervers, die vooral in de winter in groepen naar voedsel zoeken. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Tortelduif Streptopelia turtur (E)Turtle dove, (D)Turteltaube Uiterlijk: Lengte: 25-30 cm Spanwijdte 47-53 cm Gewicht: 200 g |
Biotoop: | Bos, heide, park en tuin, platteland, struweel |
Leefwijze: | De Zomertortel is een zaadeter, die zich graag
te goed doet aan de zaaddozen van allerlei akkeronkruiden. Ook
maïskorrels komen soms voor op het menu |
Voortplanting: | Aantal legsels: 2-3 per jaar Aantal eieren: 1-3 eieren Broedduur: 13 dagen |
Voedsel: | De Zomertortel is een zaadeter, die zich graag
te goed doet aan de zaaddozen van allerlei akkeronkruiden. Ook
maïskorrels komen soms voor op het menu. |
Voorkomen in Nederland: |
|
Jacht en schadebestrijding: |
|
Turkse tortel Streptopelia decaocto (E)Collared dove, (D)TürkischeTurteltaube Uiterlijk: Licht beigegrijs verenkleed, met een zwart-witte nekband en een contrasterende zwarte iris. In de vlucht vallen de lichte vleugelpartijen en buitenste staartpennen op. Lengte: 31 - 34 cm Spanwijdte: 48 - 56 cm |
Biotoop: | Park en tuin, stedelijk gebied |
Leefwijze: | Tuinen, parken, stadscentra; het is zo gek niet te bedenken of de
ultra-flexibele turkse tortel weet zich er aan te passen en voldoende
voedsel te vinden om grote aantallen jongen groot te brengen. Het platte
nest van twijgen en stengels wordt gebouwd in een conifeer of met
klimop begroeide loofbomen. |
Voortplanting: | Broedperiode: half februari tot november Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 2 - 5 Aantal eieren: 2 - 3 |
Voedsel: | Graan, onkruidzaden en vruchten. |
Voorkomen in Nederland: |
De Turkse tortel heeft zich sinds 1950 vanuit het oosten snel over Nederland verspreid. Hij blijft hiet het hele jaar. In de winter zwerven ze in groepjes rond. De Turkse tortel is een zware , soms schadelijke concurrent van de tortel duif geworden. Het zijn echte cultuurvolgers geworden. |
Jacht en schadebestrijding: |
Kraaiachtigen
|
Zwarte kraai Corvus corone (E)Carrion crow, (D)Krähe Uiterlijk: Lengte: 45-47 cm Spanwijdte 93-104 cm Gewicht: 540-600 g |
Biotoop: | De zwarte kraai is als broedvogel te vinden in polders en in bosgebieden. |
Leefwijze: | Zwarte kraaien leven in paren of in gezinsverband. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 per jaar Aantal eieren: maximaal 6 eieren Broedduur: 18-19 dagen |
Voedsel: | De zwarte kraai vangt vooral grote insecten en eet graan, aangevuld met
kleine knaagdieren, vogels en hun eieren en jongen. Hij eet ook dode
vis, schelpdieren en afval. |
Voorkomen in Nederland: |
Zwarte kraaien komen het gehele jaar in Nederland voor. |
Jacht en schadebestrijding: |
Zwarte kraaien worden geschoten en gevangen ter voorkoming en
bestrijding van schade aan landbouwgewassen en ter vermindering van de
predatiedruk op weidevogels. De sterke terugval van het afschot in de
periode 2002-2005 is een gevolg van het inwerking treden van de Flora-en
faunawet. Vanaf dat moment behoorde de zwarte kraai niet meer tot de
bejaagbare wildsoorten en was afschot en vangst alleen toegestaan op
basis van ontheffing of vrijstelling. Nadat de zwarte kraai in 2004 op
de landelijke vrijstellingslijst werd geplaatst zijn afschot en vangst
weer toegenomen. De bejagingsmogelijkheden van de zwarte kraai waren
vanaf dat moment weer vergelijkbaar met die onder de Jachtwet. |
|
Bonte kraai Corvus cornix (E)Hooded crow, (D)Nebelkrähe Uiterlijk: Lichtgrijze bovendelen en buik contrasteren met zwarte kop, vleugels en staart Lengte: 44 - 51 cm |
Biotoop: | Buitengebied, intergetijdenzone, kust, strand, wad |
Leefwijze: | Bonte kraaien kunnen in allerlei habitats aangetroffen worden, maar
houden zich vooral in het buitengebied op, waar ze zoeken naar
beschikbaar voedsel op akkers, langs wegen en spoordijken, en op tal van
andere plaatsen. |
Voortplanting: | Broedperiode: vanaf begin april tot juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 4 - 6, soms 7 |
Voedsel: | Bonte kraaien zijn alleseters en opportunisten. Insecten, aas, kleine
zoogdieren, slakken en aangespoelde zeedieren worden gegeten. Ook
menselijk afval wordt graag uitgeplozen in de hoop iets eetbaars te
vinden, hetgeen vaak goed lukt. |
Voorkomen in Nederland: |
Bonte kraaien uit Scandinavië overwinteren voor een klein deel in
Noord-Nederland, maar blijven hoe langer hoe meer hangen in Denemarken
en het zuiden van Noorwegen en Zweden. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Roek Corvus frugilegus (E)Rook, (D)Saatkrähe Uiterlijk: Lengte: 44-46 cm Spanwijdte: 81-99 cm Gewicht: 460-520 g |
Biotoop: | Roeken leven voornamelijk in de zones van rivier- en beekdalen. Vooral
op lage zandgronden in het midden en oosten van Nederland zijn ze te
vinden. De roek foerageert graag op weidegronden, maar kan ook in grote
aantallen op landbouwgronden foerageren. |
Leefwijze: | De roek nestelt graag in bosjes met hoge bomen, steeds in kolonieverband, in de buurt van de beste voedselgebieden. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 per jaar Aantal eieren: 2-6 eieren Broedduur: 16-18 dagen |
Voedsel: | Roeken eten bodem- en andere insecten, aas, dode vogels, soms jongen en
eieren. Verder bestaat het menu uit diverse soorten landbouwgewassen
zoals granen, aardappelen en andere wortelknollen, vruchten als noten,
erwten en fruit, en plantendelen als bloemen en jong uitlopende knoppen. |
Voorkomen in Nederland: |
Roeken komen het gehele jaar door in Nederland voor. |
Jacht en schadebestrijding: |
Vanwege de schade die roeken kunnen aanrichten aan landbouwgewassen,
worden door de provincies ontheffingen verleend voor afschot. Het aantal
geschoten roeken is geheel afhankelijk van (dreigende) roekenschade op
landbouwgewassen. Dit is met name gerelateerd aan ontkiemende maïs
(voorjaar) en granen (herfst). In 2007 bedroeg het totaal aantal in ons
land geschoten roeken 5607 exemplaren. |
|
Kauw Corvus monedula (E)Jackdaw, (D)Dohle Uiterlijk: Lengte: 33-34 cm Spanwijdte: 67-74 cm Gewicht: 220-270 g |
Biotoop: | De kauw komt voor in zeer veel verscheidenheid leefgebieden. |
Leefwijze: | De kauw broedt in holen en leeft vaak in kolonieverband. ’s Winters zwerven ze in grote groepen rond. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 per jaar Aantal eieren: 4-6 eieren Broedduur: 17-18 dagen |
Voedsel: | Het voedsel van de kauw bestaat uit insecten, rupsen, zaden, eikels, bessen en afval. |
Voorkomen in Nederland: |
Kauwen komen het gehele jaar door in Nederland voor. |
Jacht en schadebestrijding: |
Evenals de zwarte kraai is ook bij het kauw het effect van de Flora- en
faunawet zichtbaar in het afschot. Het aantal geschoten en gevangen
exemplaren is sinds het seizoen 1980/81 gestaag toegenomen, met een
onderbreking in de periode 2002 – 2004. Voor 2002 was de kauw gedurende
het gehele jaar bejaagbaar. Na de invoering van de Flora- en faunawet
konden jagers ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen in
verschillende provincies gebruik maken van een provinciale vrijstelling
of ontheffing. Vanaf 2004 is ter voorkoming van schade aan
landbouwgewassen het doden van kauwen toegestaan op basis van een
landelijke vrijstelling. |
|
Raaf Corvus corax (E)Raven, (D)Rabe Uiterlijk: Lengte: 65 cm Spanwijdte: 120 cm Gewicht: 700 - 1600 g |
Biotoop: | Bos, heide, hoogveen |
Leefwijze: | aven komen overal in Europa voor, maar ontbreken opvallend in het westen
van Duitsland, het noorden van Frankrijk, het oosten van Engeland en in
de Benelux. |
Voortplanting: | De leg begint al in maart - één legsel. De vier tot zes
eieren zijn blauw-groenig van kleur met vlekjes en kriebeltjes
in verschillende kleuren. Het vrouwtje broedt gedurende 20-21
dagen en wordt ondertussen door het mannetje gevoederd. De
jongen worden door beide ouders verzorgd en verlaten het nest
als ze vijf tot zes weken oud zijn. |
Voedsel: | Typische alleseter maar leeft vooral van knaagdieren, insecten en larven, wormen, jonge vogels, kadavers, mosselen en aangespoelde vissen. Ook plantendelen als bessen en fruit en mest van onder andere wolven staan op het menu. |
Voorkomen in Nederland: |
Zeldzaam. De raaf was tot 1927 in Nederland broedvogel. Sinds 1966 komt hij hier door uitzetting weer in kleine aantallen in uitgestrekte bossen voor. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Ekster Pica pica (E)European magpie, (D)Elster Uiterlijk: Lengte: 44-46 cm Spanwijdte: 52-60 cm Gewicht: 200-250 g |
Biotoop: | De ekster komt voor in open landschappen met wat bomen en struiken. |
Leefwijze: | Eksters leven vaak in paren of in kleine groepen. Ze bouwen een rond
tot ovaal nest met een of twee vlieggaten aan de zijkant bovenin hoge
bomen. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 per jaar Aantal eieren: 5-7 eieren Broedduur: 21 dagen |
Voedsel: | Het voedsel van de kauw bestaat uit insecten, vooral kevers, maar ook bessen, zaden, eieren, jonge vogels en allerlei afval. |
Voorkomen in Nederland: |
Eksters komen het gehele jaar door in Nederland voor. |
Jacht en schadebestrijding: |
Gedeputeerde Staten van de provincie kunnen maatregelen toestaan om de eksterstand te reguleren. |
|
Vlaamse gaai Garrulus glandarius (E)Jay, (D)Eichelhäher Uiterlijk: Beigebruine vogels, met een licht gestreepte kruin, lichte keel en anaalstreek, lichtblauw vleugelveld op vleugelbocht met fijne zwarte bandering, brede zwarte baardstreep, zwarte staart en witte stuit. Lengte: 32 - 35 cm Spanwijdte: 54 - 58 cm |
Biotoop: | Bos, stedelijk gebied. |
Leefwijze: | Daar waar loofbomen als eik en beuk aanwezig zijn, kunnen gaaien
gevonden worden. Het nest wordt in een boom gemaakt en het territorium
wordt fel verdedigd tegen buurgaaien. |
Voortplanting: | Broedperiode: half april tot mei Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 5 - 7 |
Voedsel: | Insecten, eieren, jonge vogels en eikels. |
Voorkomen in Nederland: |
De Vlaamse gaai is in Nederland een stand vogel, maar in de herfst komt er nog een behoorlijke doortrek van de noordelijke vogels bij. Hij is te vinden in bossen en parken. |
Jacht en schadebestrijding: |
Stootvogels
|
Buizerd Buteo buteo (E)Common Buzzard, (D)Bussard Uiterlijk: Zeer variabel kleed. Staart vuilwit met dichte grijze bandering en een lichte borstband. Bovenborst en buikzijden donker. Ondervleugels met een zwartige achterrand en punt en witachtige slagpennen. Bovenvleugel uniform bruinig zonder opvallende kenmerken. Lengte: 48-56 cm |
Biotoop: | Akkers, bos, cultuurlandschappen, graslanden, heide, hoogveen, platteland, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt) |
Leefwijze: | Buizerds maken hun nest in een hoge boom, vaak een lariks of grove den.
In Flevoland worden ook veel populieren gebruikt om een nest in te
maken. Het voedsel wordt gezocht in een gevarieerd gebied: bossen, open
plekken, weiden en akkers. Maar ook langs snelwegen, in de duinen en
industrieterreinen. |
Voortplanting: | Broedperiode: april tot juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eiere: 2 of 3 |
Voedsel: | Kleine zoogdieren, vogels, insecten, wormen en aas. |
Voorkomen in Nederland: |
Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in vrij groot aantal; wintervogel in groot aantal. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Havik Accipiter gentilus (E)Northern) Goshawk, (D)Habicht Uiterlijk: Donkergrijs verenkleed, met lichte wenkbrauwstreep, lichte borst met dwarsstrepen en gebandeerde staart. Een juveniel is bruinachtig van kleur en heeft vertikale strepen. Lengte: man 49 -56 cm, vrouw 58 - 64 cm Spanwijdte: man 93 - 105 cm, vrouw 108 - 127 cm Gewicht: man 500 - 750 g, vrouw 1000 - 1250 g |
Biotoop: | Bos, heide, hoogveen |
Leefwijze: | In dichte bossen achtervolgt de havik vogels in een pijlsnelle
verassingsaanval, tussen bomen door navigerend als een doelzoekend
projectiel. In meer open gebieden overrompelt de havik konijnen en
vogels, vanuit een hinderlaag aanvallend. Het grote nest wordt meestal
gemaakt in een naaldboom en wordt meerdere jaren achtereen bewoond. |
Voortplanting: | Broedperiode: eind maart tot juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 3 - 5 |
Voedsel: | Vogels, konijnen en andere kleine zoogdieren. |
Voorkomen in Nederland: |
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; standvogel. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Sperwer Accipiter nisus (E)Sparrowhawk, (D)Sperber Uiterlijk: Vrouwtje: donkergrijs verenkleed, met witte borst en zwarte horizontale strepen, duidelijke wenkbrauwstreep en gele iris. Mannetje: blauwgrijs verenkleed, met roestrode borst en zwarte horizontale strepen, geen duidelijke wenkbrauwstreep en vaak enkele witte veren in nek of op de rug. Juveniel: bruin verenkleed, witte borst en bruine horizontale strepen. Lengte: mannetje 29 - 34 cm, vrouwtje 35 - 41 cm Spanwijdte mannetje 58 - 65 cm, vrouwtje 67 - 80 cm |
Biotoop: | Bos, hoogveen, park en tuin, stedelijk gebied. |
Leefwijze: | Sperwers broeden van april tot juli. Precies dé periode dat er veel
jonge zangvogels zijn uitgevlogen. Er is dus veel voedsel voorhanden.
Sperwers, eens schuchtere bosvogels, komen tegenwoordig steeds vaker
voor in dorpen en steden. Ze broeden het liefst in monotone naaldbossen
of in loofbossen met een florerende ondergroei van struiken. |
Voortplanting: | Broedperiode: mei Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 4 - 6 |
Voedsel: | De mannetjes hebben het vooral gemunt op kleine zangvogels, zoals mussen, de vrouwtjes doen zich te goed aan lijsters en duiven. |
Voorkomen in Nederland: |
Nederlandse sperwers zijn standvogel. Sperwers uit Scandinavië trekken
in strenge winters naar het zuiden en zuidwesten, waarbij een deel van
deze trekvogels ook Nederland aandoet of hier de winter doorbrengen. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Bruine kiekendief Circus aeruginosus (E)Marsh harrier, (D)Rohrweihe Uiterlijk: Mannetjes hebben opvallende zwarte vleugelpunten, een licht blauwgrijze staart en een geelwitte kop en borst. De bovenvleugel is drie- of vierkleurig. Vrouwtjes zijn kastanjebruin met een roomwitte kruin, keel en vleugelboeg. Lengte: 43 - 55 cm |
Biotoop: | Hoogveen, moeras, oevers, plassen, rietland en ruigte |
Leefwijze: | De bruine kiekendief is een echte rietvogel. Natte ruigtevegetaties, met
daarin enkele struiken die worden gebruikt om een nest te bouwen dat
ook bij een verhoogde waterstand droog blijft, en vooral veel riet: dat
is wat bruine kiekendieven nodig hebben. In deze gebieden is het vooral
belangrijk dat de rust gewaarborgd is; verstoring is voor alle
kiekendieven funest. |
Voortplanting: | Broedperiode: april tot juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 4 of 5 |
Voedsel: | Bruine kiekendieven jagen op kleine vogels en hun kuikens (de 'kiekens'), maar ook kleine zoogdieren worden graag genuttigd. |
Voorkomen in Nederland: |
Vrij algemene broedvogel in onder meer de Flevopolders en de Lauwersmeerpolders. Doortrekker in (vrij) klein aantal en wintergast. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Blauwe kiekendief Circus cyaneus (E)Hen harrier, (D)Kornweihe Uiterlijk: Mannetjes zijn opvallend blauwgrijs gekleurd, met inktzwarte vleugelpunten, alsof deze in de inkt gedoopt zijn. De witte stuit is bij mannetjes en vrouwtjes opvallend. Vrouwtjes zijn minder opvallend bruinig en beige van kleur, met enkele zwarte banden over de staart en ondervleugels. De vleugels eindigen in 5 uitstekende veren, i.t.t. de grauwe kiekendief die slechts een franje van 4 veren heeft. Het mannetje is in de vlucht te onderscheiden van de grauwe kiekendief door het ontbreken van een zwarte band over de vleugels. Lengte: 45 - 55 cm Spanwijdte: 97 - 118 cm |
Biotoop: | Duinen, moeras, rietland en ruigte, vennen. |
Leefwijze: | Blauwe kiekendieven zoeken hun voedsel en maken hun nest in moerassen
met een lage, dichte vegetatie en brede rietkragen en in kruidenrijke
akkerranden.
Het nest wordt gemaakt in ontoegankelijke lage vegetatie op of in een
struik. |
Voortplanting: | Broedperiode: begin mei tot begin juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1, maar bij verloren gegaan legsel volgt vaak een tweede poging Aantal eieren: 5 - 7, soms tot 12 |
Voedsel: | Muizen, konijnen en vogels |
Voorkomen in Nederland: |
De vogel broedt op de waddeneilanden en in het oostelijk deel van Flevoland. Verder komt hij nog voor als doortrekker en als wintergast. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Grauwe kiekendief Circus pygargus (E)Montagu's harrier. (D)Wiesenweihe Uiterlijk: Adulte mannetjes lijken sterk op de Blauwe Kiekendief maar heben zwarte strepen op de vleugels, 1 op de bovenvleugel, 2 op de ondervleugel. Ook zijn adulte mannetjes wat donkerder grijs en hebben ze een lichtgrijze baan over de bovelveugel lopen zodat deze 3-kleurig lijkt. Vrouwtjes lijken ook zeer sterk op de Blauwe Kiekendief en deze zijn het best te onderscheiden op basis van vorm en manier van vliegen. Onvolwassen vogels zijn donkerder gekleurd dan vrouwtjes en hebben roodbruine onderdelen. Lengte: 39 - 50 cm |
Biotoop: | Akkers, graslanden, weiden (kleinschalig) |
Leefwijze: | Grauwe kiekendieven zijn van oorsprong vogels van diverse open
landschapstypen, zoals duinen, rietvelden, grote oppervlaktes heide en
hoogvenen. Tegenwoordig broeden grauwe kiekendieven in Nederland op
akkerlanden met luzerne, wintertarwe of koolzaad. Het voedsel bestaat
uit kleine gewervelden - vooral muizen en kleine zangvogels - en
insecten. Het wordt vaak op grote afstand van het nest verzameld. |
Voortplanting: | Broedperiode: begint in mei tot begin juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 4 - 5, soms 3 - 10 |
Voedsel: | (Veld)muizen en akkervogels als graspieper en veldleeuwerik. |
Voorkomen in Nederland |
Zomervogel. Uiterst schaarse broedvogel; doortrekker in zeer klein aantal |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Torenvalk Falco tinnunculus (E)Kestrel, (D)Turmfalke Uiterlijk: Het mannetje verschilt van het vrouwtje door een grijsblauwe kop en grijsblauwe ongebandeerde stuit en staart met een donkere eindband. Zowel het mannetje als vrouwtje hebben een donkere baardstreep, roodbruine mantel en vleugels met fijne zwarte vlekken. De borst is licht van kleur eveneens met donkere vlekken. De staart en stuit van het vrouwtje is bruin en is fijn donker gebandeerd> Lengte: 31 - 37 cm Spanwijdte: 68 - 78 cm |
Biotoop: | Akkers, graslanden, heide, hoogveen, park en tuin, rietland en
ruigte, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt). |
Leefwijze: | De torenvalk is een typische vogel van het agrarische landschap, open
natuurlandschappen, langs wegen en in boomgaarden. In het landschap
moeten enkele hoge bomen of uitkijkpunten aanwezig zijn waar ze ook in
kunnen broeden. Maakt zelf geen nest, maar broed in nestkasten, oude
nesten van kraaien en in of op gebouwen.
Wegbermen, akkerranden, dijkbegroeiingen, overhoekjes en
ruigtevegetaties zijn de plekken bij uitstek waar torenvalken zoeken
naar hun favoriete prooi: veldmuizen. |
Voortplanting: | Broedperiode: april tot juli Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 4 - 6 |
Voedsel: | Voornamelijk veldmuizen, maar soms ook kleine vogels, kevers en andere kleine dieren. |
Voorkomen in Nederland |
Vrij schaarse tot vrij talrijke broedvogel; doortrekker in vrij klein aantal, wintervogel in (vrij) groot aantal. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Boomvalk Falco subbuteo (E)Hobby, (D)Baumfalke Uiterlijk: Grijs-zwarte kop, rug, vleugels en staart. Het onderlichaam is roomwit met zwarte verticale strepen. De koptekening is zwart met wit. Wat op valt is de zwarte baardstreep. Volwassen boomvalken hebben een roestbruine 'broek'. Deze ontbreekt bij de juveniele vogels. Lengte: 29 - 35 cm Spanwijdte: 70 - 84 cm |
Biotoop: | Hoogveen, moeras, plassen |
Leefwijze: | Open gebieden met veel variatie en een ruime hoeveelheid prooidieren,
omgeven door bos of bosjes, vormen het leefgebied van boomvalken. Zowel
hoogveengebieden als polders kunnen voldoen, mits ze maar beschutting
leveren om te broeden en open gebied om te jagen. |
Voortplanting: | Broedperiode: juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: meestal 3 |
Voedsel: | Vliegende prooi, waaronder groter insecten. |
Voorkomen in Nederland |
De boomvalk is een weinig talrijke, maar niet zeldzame broedvogel van open bossen. Hij is gedeeltelijk standvogel, maar komt hiet ook voor als doortrekker en als wintergast. |
Jacht en schadebestrijding: |
Uilen
|
Steenuil Athene noctua (E)Little owl, (D)Steinkauz Uiterlijk: Bovendelen bruin met witte vlekjes en onderdelen wit met bruine streping. De witte wenkbrauwen geven de steenuil een 'strenge blik'. Lengte: 23 - 27,5 cm |
Biotoop: | Weiden (kleinschalig) |
Leefwijze: | In zijn directe leefomgeving, namelijk weilanden, eventueel enkele
(kleinschalige) akkers, hoogstam-fruitboomgaarden en uiterwaarden, zoekt
de steenuil naar muizen, kevers, regenwormen en andere kleine
gewervelde en ongewervelde dieren. |
Voortplanting: | Broedperiode: april tot mei Aantal legsels: 1, een 2e legsel is zeldzaam Aantal eieren: 3 of 4 |
Voedsel: | kleine zoogdieren, insecten, vogels en ongewervelden. |
Voorkomen in Nederland |
Vrij talrijke broedvogel; standvogel. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Ransuil Asio otus (E)Long-eared owl, (D)Waldohreule Uiterlijk: Lange opvallende oorpluimen die soms ook platgelegd worden. Kleed is goed gecamoufleerd en met dunne streping op de onderdelen. In vlucht te onderscheiden van velduil door de gestreepte buik en fijn gebandeerde vleugelpunt. Lengte: 35-37 cm |
Biotoop: | Bos, buitengebied, cultuurlandschappen, platteland. |
Leefwijze: | In open gebieden met voldoende landschapselementen als bosjes,
houtwallen en dichte hagen vind de ransuil zijn voedsel, dat
hoofdzakelijk uit (veld)muizen bestaat. In tijden van muizenschaarste
schakelen veel ransuilen over op het eten van kleine vogels. |
Voortplanting: | Broedperiode: maart tot april Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1, soms 2 als er uitzonderlijk veel voedselaabod is Aantal eieren: 3 of 4 |
Voedsel: | Muizen |
Voorkomen in Nederland |
Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in zeer klein aantal. |
Jacht en schadebestrijding: |
Bosuil Strix aluco (E)Tawny owl, (D)Waldkauz Uiterlijk: Donkerbruin verenkleed met lichtere gevlekte onderdelen. Lengte: 37 - 43 cm |
Biotoop: | Bos, buitengebied, park en tuin. |
Leefwijze: | Loofbossen vormen de belangrijkste biotoop, maar bosuilen zoeken ook
regelmatig het landelijk gebied op, mits er voldoende bosjes met enkele
oude bomen aanwezig zijn. Die bomen worden gebruikt als uitkijkpost om
naar potentiële prooien te speuren, en om in te broeden. Het plaatsen
van nestkasten heeft ook bijgedragen aan een verdere verspreiding van de
bosuil. |
Voortplanting: | Broedperiode: februari tot juni Koloniebroeder: nee Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 3 - 4 |
Voedsel: | Vooral muizen, kikkers, vogels en andere kleine dieren. |
Voorkomen in Nederland |
Vrij schaarse tot vrij talrijke broedvogel; standvogel. |
Jacht en schadebestrijding: |
|
Velduil Asio flammeus (E)Hort-eared owl, (D)Sumpfohreule Uiterlijk: Verenkleed is licht geelbruin, beigewit en zwaar gestreept en lijkt daarmee qua kleed het meest op een ransuil. In vlucht is een velduil te onderscheiden van een ransuil door de witte vleugelachterrand, geheel zwarte vleugelpunten en lichte buik. Lengte: 33 - 40 cm Spanwijdte: 95-105 cm |
Biotoop: | Duinen, heide, hoogveen, moeras. |
Leefwijze: | Velduilen zoeken hun voedsel, dat hoofdzakelijk bestaat uit veldmuizen, in open gebieden met afwisselende begroeiing. |
Voortplanting: | Aantal legsels: 1 of 2 Aantal eieren: 4 - 7 |
Voedsel: | Voornamelijk veld- en woelmuizen maar ook andere muizen en kleine dieren zoals vogels. |
Voorkomen in Nederland |
Uiterst schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in (zeer) klein aantal. |
Jacht en schadebestrijding: |
Kerkuil Tyto alba (E)Barn owl, (D)Schleiereule Uiterlijk: Onderzijde geheel wit, bovenzijde grijs met oker. Lengte: 33-39 cm |
Biotoop: | Akkers, park en tuin, rietland en ruigte, weiden (kleinschalig). |
Leefwijze: | Kleinschalige landschappen met ruigtes, akkers en weilanden. |
Voortplanting: | Koloniebroeder: nee Aantal legsels: vaak 2 Aantal eieren: 4 - 6 |
Voedsel: | Voornamelijk kleine zoogdieren maar soms ook vogels en vleermuizen. |
Voorkomen in Nederland |
(Vrij) schaarse broedvogel; standvogel. |
Jacht en schadebestrijding: |
De wildbeheereenheid is de vereniging van lokale jachthouders en jagers die uitvoering geeft aan verantwoord en duurzaam wildbeheer.